Van alle van te voren gemaakte vliegveldverhardingen werd geperste staalplaat (Pieced Steel Plank; PSP) het meest gebruikt bij de door de Amerikanen en Engelsen aangelegde vliegvelden. De staalplaat panelen werden geperst uit zacht staalplaat van 3 meter lang en 38 cm breed (1.25 ft x 10 ft). Om de stijfheid van de staalplaten te vergroten werden ze voorzien van ribben in de lengterichting van de plaat. Het gewicht werd verminderd door op 10 cm afstand drie parallelle rijen gaten van 6,5 cm doorsnede uit de plaat te stansen. De rand van het gat werd naar beneden gebogen voor extra stevigheid.
De uiteinden van de staalplaten waren niet met elkaar verbonden en zodoende vond er geen gewichtsoverdracht plaats tussen de uiteinden. De zijkanten van de staalplaten waren voorzien van een bajonetsluiting waarmee de staalplaten aan elkaar gehaakt werden. Stalen sluitveerklippen voorkwamen dat de sluiting los ging. De staalplaten werden met een halve lengte versprongen op een halfsteens verband manier gelegd. Vanwege het doorbuigen van de staalplaten op grond waar water de neiging had zich te verzamelen veranderde de staalplaten het water en de grond in een dunne modder die zich door de gaten heen perste bij het passeren van een vliegtuig. Hierdoor werd de ruimte onder de staalplaten nog groter. Om dit te voorkomen werd er een mat van 10 cm dik stro onder de staalplaten gelegd. Als de laag dikker werd ging het vliegtuig stuiteren tijdens de landing.
Bron: The Royal Air Force, Airfield Construction Service 1939-1945, by Anthony Betts.