Voorwoord bij ‘Een kennismaking met de S.D’.
Het navolgende verhaal, ‘Een kennismaking met de S.D.’ van The Straten, vertelt het verhaal van de parachutisten die in 1943 op ‘de Hei’ in Malden zijn geland. Het verhaal komt uit het ’Dobbelman nieuws’ 8e jaargang No. 9, van september 1954. Het nummer, gelezen en geschreven door het personeel van de Koninklijke Dobbelman N.V., was een herdenkings nummer ter herdenking aan de dag van 10 jaar geleden waarop Amerikaanse parachutisten hun ‘eerste smak’ op Nederlands bodem maakten.
Het zij verre van ons, met het plaatsen van dit verhaal haatgevoelens tegen wie dan ook op te wekken of te bestendigen. Maar wel moge zij ons er opnieuw van doordringen, tot welke bestialiteiten oorlog en totalitaire systemen de mens kunnen voeren. Het is in deze geest, dat The Straten zijn herinneringen voor U neerschreef.
Een kennismaking met de S.D.
Het was op ‘n Vrijdagavond in September 1943. Gewoonte getrouw ging ik een bezoek brengen aan mijn verloofde, die ziek was. Ongeveer 10 uur hoorden we een vliegtuig zeer laag over vliegen. Wij gingen naar buiten en zagen duidelijk in het heldere maanlicht een groot transportvliegtuig enkele malen zeer laag rondcirkelen.
Toen verdween het in Westelijke richting. We merkten wel, dat dit niet normaal was, maar er werd verder niet over gepraat. Toen ik ‘s avonds laat naar huis terug fietste, zag ik op verschillende plaatsen groepjes mensen druk staan te praten. Ik moest er natuurlijk het mijne van weten en informeerde wat er gebeurd was. Toen hoorde ik, dat ongeveer 6 parachutisten uit het vliegtuig waren gesprongen. Ook waren er koffers en pakken naar beneden geworpen. Thuis gekomen werd ik opgewacht door mijn broer die vroeg of ik hem even wilde helpen. Hij vertelde me in het kort, dat hij een paar parachutisten had geholpen om weg te komen en dat er nu nog een paar koffers en een zendapparaat weggemoffeld moesten worden.
Ik kon natuurlijk niet weigeren, maar waar moesten we er mee naar toe ? Naar huis konden we ze niet brengen, want dat was te gevaarlijk. Daar we nogal dicht bij een bos woonden, besloten we ze maar daarheen te brengen. Dit was echter makkelijker gezegd dan gedaan. Om aan de rand van het bos te komen, moesten we over een open vlakte en dit was erg gevaarlijk omdat deze streek militair oefenterrein was en we tevens het heldere maanlicht als natuurlijke vijand hadden. Toen we ongeveer halfweg waren, hoorden we opeens stemmen van Duitse soldaten, die oefeningen hadden gehad en nu op weg waren om mee te zoeken naar neergekomen parachutisten. Daar stonden wij met onze koffers. Hals over kop vluchtten we naar een droge mesthoop en stopten daar zo goed en zo kwaad als het ging de koffers in.
Weer thuis gekomen, troffen we twee buurjongens, die ook aan het snuffelen waren geweest en nu niet goed meer naar huis durfden. Toen ze echter hoorden, dat er Duitse soldaten op komst waren, zorgden ze wel dat ze weg kwamen. Een van hen had op een akker een nieuwe Engelse schoen gevonden. Deze stopte hij, uit angst onderweg aangehouden te worden, ergens op een zoldertje in ons huis. Dit was een stommiteit, want later werd deze schoen als bewijsstuk tegen ons gebruikt en heb ik op een minder prettige manier hiermede kennis gemaakt. Wij waren geen van allen op de hoogte met het geen hij gedaan had met die schoen, zodat wij nogal opkeken, toen deze later te voorschijn kwam.
Ons oorspronkelijk plan was de koffers de daaropvolgende dag verder te verplaatsen, maar bij nader inzien leek het ons beter, hiermede enkele dagen te wachten, omdat het te riskant was bij daglicht met een paar grote koffers te gaan sjouwen. Zo werd het Zaterdagmiddag. Om ongeveer 3 uur, wij hadden ons juist omgekleed, zagen wij op de Rijksweg 6 grote autobussen stoppen. Hierin zaten ongeveer 300 Duitse soldaten. Ze stapten uit en gingen in rijen alle akkers en gewassen doorzoeken. Er waren er bij met schoppen en ijzeren pieken. Alle militairen kwamen bij ons huis uit (of het zo zijn moest). Wij stonden door een kiertje van de gordijnen te kijken wat er ging gebeuren. Rij voor rij zagen we ze op een punt samenkomen. En juist toen we dachten, nu zal het wel gebeurd zijn, hoorden we een juichkreet en alle militairen dromden samen.
Een van de laatste soldaten had de koffers gevonden. Hij stond er bovenop te dansen. Schijnbaar was aan het vinden van deze dingen een premie verbonden. De koffers werden opengemaakt en nagekeken. De officieren en de S.D., die inmiddels ook gearriveerd waren, beraadslaagden wat er gedaan moest worden. Wij gingen naar buiten en deden natuurlijk of we van de prins geen kwaad wisten. Buren, die waren komen kijken, werden verwijderd en ons huis werd omsingeld. Daarna moesten we voor het huis gaan staan. Eerst werden we grondig gevisiteerd en daarna verhoord. Ik was het eerst aan de beurt en daarna mijn broer, vader, moeder en zuster.
Dit verhoor ging gepaard met verschrikkelijke scheldpartijen en met de nodige dreigingen. Voor mij was dit verhoor niet zo erg lastig, omdat ik kon bewijzen waar ik geweest was, maar voor mijn broer stond de zaak iets anders. Ongeveer 60 soldaten hadden opdracht gekregen het hele huis te doorzoeken, wat dan ook grondig gedaan werd. De laden werden uit de kasten getrokken, het linnengoed over de grond gegooid, kortom in een minimum van tijd was het hele huis een complete uitdragerswinkel. Toen we allemaal verhoord waren, moest mijn broer schoenen en sokken uittrekken, er reden een paar luxe wagens voor en mijn vader, zuster, broer en ik moesten instappen. Eerst werden we naar het politiebureau in Nijmegen gebracht, waar ze ons al op stonden te wachten met handboeien.
Diezelfde nacht nog reden we naar het huis van bewaring in Arnhem, waar we twee andere bekenden troffen van de luchtbeschermingsdienst, die parachutisten hadden helpen ontsnappen. Hiermee werden we in een cel gestopt. Alleen mijn zuster moest naar de vrouwen afdeling. Even later kwam ook een Arnhemer ons gezelschap houden, die volgens hij vertelde, een vriend had helpen ontvluchten en zojuist een verhoor achter de rug had met de nodige ransel. Wij geloofden dat niet direct en dachten, dat hij fantaseerde, maar toen hij ons een zeker gedeelte van zijn lichaam liet zien, moesten wij het wel geloven.
Enkele uren daarna hadden mijn broer en ik dezelfde behandeling te pakken. Van het Huis van Bewaring werden we midden in de nacht overgebracht naar het Sicherheitsgebouw aan de Utrechtseweg. Eerst werden wij gezamenlijk met het gezicht naar de muur geplaatst en mochten we niet om of opzij kijken. We werden daarna een voor een weggebracht om verhoord te worden. Ik herinner me nog goed, dat ik niet hard genoeg liep, en toen een flinke trap in mijn rug kreeg. Bij de derde deur links werd halt gehouden en werd ik naar binnen gegooid.
In het grote vertrek waar ik me nu bevond, stond een groot bureau met daarboven een portret van Hitler. Aan de ander zijde hingen afbeeldingen van Goering, Goebels, enz. Aan het bureau zaten 2 militairen en 3 burgers. Een van deze kwam op me af en vroeg of ik iets te vertellen had. Ik zei “nee”. Toen pakte hij een nieuwe schoen, die op het bureau stond en waarvan de zool half onderuit getrokken was en sloeg me hiermee in het gezicht. “Weet je het nu nog niet ?” vroeg hij. Ik zei weer “neen”. “Hier dan, misschien weet je het nu wel” en weer kreeg ik enkele slagen in het gezicht.
Toen kwam er een tweede bij en zei: “Zet hem maar eens tegen de muur, dan zullen we hem wel leren praten”. Boksen konden de sadisten goed, want ze sloegen me gewoon naar de plaats waar ik staan moest.
Toen begon het eigenlijke kruisverhoor. Mijn broek begon steeds verder af te zakken, want een riem of iets dergelijks mochten we niet dragen. Mijn armen hield ik zo stijf mogelijk tegen me aan, want het kledingstuk omhoog trekken mocht ik ook niet. Eerst moest ik vragen beantwoorden. Toen ze hier niet verder mee kwamen, werd ik een paar maal tegen de muur geslagen en moest ik langzaam vertellen, waar ik geweest was, wat ik gezien had, enz. Daarna hetzelfde verhaal heel vlug.
Totdat ik zei “ik zeg niets meer”. Nou, toen was de boot aan. Ze grepen me met z’n vieren vast en de vijfde nam een gummiknuppel. Pijn voelde ik op dat moment niet veel, maar ik had het gevoel of ik in brand stond. Ik wist meteen wat een verhoor bij de S.D. was, maar al hadden ze me dood geslagen, ik zou toch niets meer gezegd hebben. Zo volgden er nog 2 verhoren, die steeds midden in de nacht plaatsvonden.
Degene, die de bewuste schoen verstopt had, was ook opgehaald, omdat hij eveneens op de plaats van de dropping geweest was. Ze hadden hem reeds half dood geslagen voor hij op plaats van bestemming aankwam. Ook hij heeft volgehouden dat hij noch parachutisten gezien noch gesproken heeft. Zo heb ik 4 dagen opgesloten gezeten, mijn vader en mijn zuster 2 dagen en mijn broer met de andere buurjongen 3 ½ week.
Tweemaal daags werden we gelucht tussen een driehoek van hoge muren met gaas erover. Op de duur zul je aan dit leven wel wennen, maar voor mij leken deze 4 dagen wel evenveel weken. Toen ik voor de laatste maal werd weggebracht van het huis van Bewaring naar het S.D. gebouw, was iedereen poeslief. Ze vroegen of ik naar huis zou willen, waarop ik natuurlijk prompt “Ja” antwoordde. Ik werd naar een groot kantoor gebracht, waar een meisje zat te typen. Ik moest me ten dele ontkleden om te laten zien of ik zo naar huis kon.
Zo heb ik dan kennis gemaakt met de S.D. methoden van de z.g. Heilstaat. Als ze er echter achter waren gekomen waren, dat mijn broer meegeholpen had met de parachutisten te laten verdwijnen, dan had het er niet zo mooi voor hem uitgezien. Gelukkig zijn wij hier allemaal goed doorheen gekomen en ik hoop nooit meer kennis te moeten maken met dergelijke sadisten.
The Straten.
Interview met Marinus Straten naar aanleiding van het verhaal ‘Een kennismaking met de S.D. (mei 1997):
- Wanneer vond de dropping precies plaats ?
De dropping vond plaats op vrijdagavond 10 oktober 1943. - Was een van de parachutisten de jongen van Van Alebeek ?
Dit klopt. Ik heb in het maisveld nog een paar woorden met hem gesproken. - Wie waren de andere parachutisten ?
De namen zijn me helaas onbekend. - Wat was hun opdracht ?
Ze hadden waarschijnlijk een spionage opdracht, gezien de inhoud van de koffer aan de parachute. - Wat kwam er nog meer aan parachutes naar beneden ?
Wat ik vanuit het dakraam gezien heb, was dat ca. 4 parachutisten en ca. 4 parachutes met bagage naar beneden kwamen, in en om het maisveld op 200 meter van ons huis.
Op aanraden van de man in een donkere regenjas – kennelijk de heer van Alebeek – heb ik de koffers, gewikkeld in de bijbehorende parachute op ca. 100 meter van hem verwijderd, mee naar huis genomen. Op weg naar huis zag ik Duitsers lopen langs de Eikelenkamp (nu Heemtuin), die op oefening waren in Heumensoord, kennelijk ook op zoek. Thuis gekomen heb ik de koffers geopend. Hierin zat: een zend/ontvangtoestel, gedragen kleding, hemden, blauwe overal, gedragen schoenen, domino kostuum, levensmiddelen, enz. Ik heb er enkele spullen uitgehaald en verstopt in en om het huis. Toen de koffers gesloten en in de reeds genoemde mesthoop verborgen.
Het verloop van het verhaal is zoals door mijn broer omschreven. Ik werd na verhoor ontdaan van stropdas, bretels, schoenen, en tegen de muur gezet voor een vuurpeloton. Dit ten overstaan van mijn moeder die met mijn jongste broer Tiny op haar arm op de rand van de waterput zat. Vervolgens gingen we op transport naar het politiebureau in Nijmegen. ‘s Nachts zijn we overgebracht naar het Huis van Bewaring in Arnhem. Vandaar uit werd ik steeds om middernacht naar het S.D. gebouw aan de Utrechtseweg gebracht. Hier vond het verdere verhoor plaats wat gepaard ging met: slaan, schoppen, dreigen, enz. Dit alles vond plaats in een ruime kelder onder het gebouw.
In aanwezigheid van een man in burger die Nederlands sprak – kennelijk de leider, die bijgestaan werd door twee Duitsers in uniform en een Duits meisje, legden we steeds dezelfde verklaring af. Dit alles werd ca. 10 x ‘s nachts herhaald in die 3 ½ week die ik heb doorgebracht in het Huis van bewaring. Bij dit alles is m.i. de aandacht die op mijn persoon werd gevestigd te verklaren uit mijn achtergrond: militaire dienst, kamp Lukewalde, tijdelijk ten dienste van de Amerikanen, militaire onderscheiding (dit nog in bezit). Vermoedelijk heeft men dit alles na getrokken. Tot slot: bij mijn vrijlating was men ‘poeslief’. Als toegift kregen we, 2 sterappels, sigaretten en reisgeld. Ik ben samen met een meisje uit Amersfoort, dat ook werd vrijgelaten, hardlopend hand in hand naar het station gerend. Dit uit angst dat we alsnog teruggeroepen zouden worden. - Wie zijn er allemaal meegenomen ?
‘Vader’ Herman Straten, The Straten, Toos Straten en Marinus Straten. - Hoe heette de twee buurjongens ?
Piet Jacobs, Jan Gommers (Jan Tummel) - Hoe heette de verloofde van The straten ?
Nelly Groenen. - Waren er ook papieren bij de goederen die gevonden waren ?
Nee, niet dat ik me kan herinneren. Nadat er enkele spullen uit de koffer gehaald waren is deze in de mesthoop verstopt. - Waar was het politie bureau in Nijmegen in 1943 ?
In de beneden stad, in de buurt van de Lindenberg. - Waar was het Huis van Bewaring in Arnhem in 1943 ?
Het huis van bewaring in Arnhem stond in de buurt van het NS station. Het werd wel eens ‘De Koepel’ genoemd. - Waar was het Sigerheidsgebouw aan de Utrechtseweg in 1943 ?
Omdat we er alleen ‘s nachts kwamen weet ik dat niet. - Had Mw. Straten nog kans gezien een spotprentje van Hitler in de kachel te gooien ?
Ja, dit klopt. - Waar kwamen de zoekende Duitsers vandaan ?
Ze kwamen vanaf de molen en liepen naar de seinpaal van het schietkamp in de richting van Nijmegen. Op de hoek van de Bosweg en de Heiweg stond
vroeger een seinpaal. Stond het sein op rood, dan was het bos verboden terrein in verband met militaire schietoefeningen.
Joseph Lodewijk Theodorus Maria van Alebeek
Jos was een Engelandvaarder die in Londen is opgeleid tot agent bij het Bureau Inlichtingen (BI). Na zijn opleiding tot radiotelegrafist/codist werd hij in de nacht van 8 op 9 oktober 1943 samen met de agent Willem Jan Hubertus Schreinemachers (1910 – 1987) in de omgeving van Malden, boven Gelderland, geparachuteerd. Van Alebeek was voorbestemd om na zijn parachutering deel uit te gaan maken van de Zendgroep Barbara. Hij had de opdracht om als radiotelegrafist het radiocontact tussen de Ordedienst (OD) en het BI en de Nederlandse regering in Londen te gaan verzorgen.
De agenten beleefden de nachtmerrie van iedere militaire parachutist in oorlogstijd. Van Alebeek had in Engeland het afwerpterrein mogen uitkiezen. Hij had voor Malden gekozen omdat hij het terrein goed kende. In de naaste omgeving van Malden had hij een familielid wonen. Voor hij zich naar Beuvink in Escharen, aan de overkant van de Maas, begaf wilde hij eerst zijn familielid bezoeken. Strikt genomen druiste dit plan in tegen alle veiligheidsregels. Daarnaast kon in praktisch opzicht de tussenstop zinloos worden genoemd. Schreinemachers, de chef van Van Alebeek, had zich bij het voorstel neergelegd. Hij zou van de tussenstop geen gebruik maken. Na de landing zou hij onmiddellijk doorreizen naar Eindhoven om zich daar in verbinding te stellen met Theo Tromp.
In de nacht van de landing was het volle maan. Juist die nacht hadden de Duitse legereenheden de omgeving van Malden uitgekozen om een gecombineerde oefening met Cavalerie en Infanterie eenheden te houden. Bij het Bureau Inlichtingen was deze concentratie van Duitse troepen in de omgeving van Malden niet bekend. Indien men op tijd op de hoogte was geweest had het BI in Londen voor een ander afwerpterrein kunnen kiezen.
De vlieger van de Halifax, van waaruit de beide agenten zouden worden geparachuteerd, liet zijn machine heel laag over Malden vliegen. Het gevolg was dat tientallen inwoners van Malden van schrik naar buiten renden om te kijken wat er aan de hand was. Tussen de kerk en de molen zagen ze drie parachutes neerkomen. Het waren twee parachutisten en een container. Van Alebeek kwam ongelukkig neer. Alsof de tegenslag niet al genoeg was, bleef zijn parachute aan het dak van een huis hangen. Schreinemachers kwam een eind verderop veilig aan de grond.
De Duitse militairen, die aan de oefening deelnamen, sloegen vol verbazing de landing van drie parachutes, met daaraan twee parachutisten en een container gade. Na de landing maakte Schreinemachers zich snel uit de voeten. De Duitse soldaten ondernamen niets. Ook de inwoners van Malden staken geen hand uit. Beide partijen verkeerden in de veronderstelling dat het landen van de parachutisten bij de oefening hoorde. Gezien de boze reacties van de inwoners leek het van Alebeek beter om te vluchten.
Gezien de aanwezigheid van de Duitse oefenende eenheden was het niet mogelijk om de container met daarin hun uitrusting en zendapparatuur te bergen. De agenten brachten zich in veiligheid. Jos van Alebeek dook onder. Wim Schreinemachers reisde onmiddellijk door naar Eindhoven. In Eindhoven stelde hij zich onmiddellijk in verbinding met Theo Tromp (1903 – 1984). Tromp onderhield de contacten met de Verwaltung van het Philips-concern, de huidige Koninklijke Philips Electronics NV. Daarnaast verzamelde hij militaire en economische inlichtingen. Tromp was de leider van de spionagegroep Harry. Hij werkte samen met de Geheime Dienst Nederland, de Ordedienst en de Raad van Verzet.
Jos van Alebeek probeerde via een contactadres in Escharen contact te leggen met Garrelt van Borssum Buisman, organisator en leider van de Zendgroep Barbara, hetgeen mislukte. Ook lukte het hem niet om een radio zendontvanger van een van zijn collega-agenten in handen te krijgen. Volgens de leiding van het BI ontplooide hij zich onvoldoende om voor het BI nog van enig nut te zijn. De container met daarin de zendapparatuur en het zendplan vielen in handen van de Duitsers. In Den Haag werd door de dienst van Joseph Schreieder geprobeerd om via deze zenders en het zendplan een nieuw contraspionagespel te spelen. Hetgeen mislukte.
Jos van Alebeek sloot zich bij het plaatselijk verzet aan om zich nog enigszins nuttig te kunnen maken. Op 5 december 1944 werd hij door de SD gearresteerd. Hij werd vrijgelaten in april 1945. Na de bevrijding van Nederland meldde hij zich terug bij het Bureau Inlichtingen in Eindhoven.
Gerardus Johannes Beuvink
Vanaf het moment dat Nederland betrokken werd in de Tweede Wereldoorlog, heeft veldwachter Gerard Beuvink zich actief en passief verzet tegen de Duitsers. Met gevaar voor zijn eigen leven en dat van zijn gezin hielp hij veel onderduikers aan veilige adressen en verschafte hen onder meer vervalste persoonsbewijzen, kleding en geld. Ook sloeg hij wapentuig op in zijn woning, die hij bestemde voor verschillende verzetsgroepen. In deze activiteiten werd hij geholpen door zijn echtgenote Truus Beuvink – Wensing. Een belangrijke rol speelde hij in 1943 als contactadres voor geheim agenten, die in de omgeving van Grave werden gedropt om de Zendgroep Barbara op te zetten.
Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Joseph_Lodewijk_Theodorus_van_Alebeek
Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Gerard_Beuvink