Samenvatting

De 24e Airfield Construction Group – een onderdeel van de Britse Royal Engineers – had samen met burgerarbeiders 17 dagen nodig gehad om op het einde van de tweede wereldoorlog een groot vliegveld bij Malden aan te leggen. Het vliegveld lag ten oosten van de rijksweg Malden-Nijmegen. De start- en landingsbaan had een lengte van 1400 meter en liep van de Molensingel tot voorbij de parkeerplaats van sportpark de Kluis. Er stonden ongeveer 150 jachtvliegtuigen en er vonden per dag soms honderden vluchten (sorties) plaats. Het vliegveld heeft een maand dienst gedaan.

Luchtfoto van B91 van 6 april 1945

Vliegveld B91 was een “Advanced Landing Ground”, een ALG. ALG’s waren tijdelijke vliegvelden die door de geallieerden werden aangelegd tijdens de bevrijding van Europa in de Tweede Wereldoorlog. ALG’s hadden geen permanente gebouwen en konden niet gebruikt worden tijdens alle weersomstandigheden. Het luchtmacht personeel sliep in tenten. De locatie van B91 was al voor D-day door het geallieerde leger geselecteerd als vliegveldterrein. Een dergelijke plaats moest in dun bevolkt gebied liggen en makkelijk te bereiken zijn in verband met de aanvoer van zwaar materieel. De ALG’s dienden om de oprukkende grondlegers op het slagveld te ondersteunen. Om veiligheidsredenen werden de landingsbanen aangeduid met een gecodeerd nummer (B91). Toen het vliegveld er eenmaal lag werd het ook wel “Kluis bij Nijmegen” genoemd. Op 8 februari 1945 was het geallieerde leger tijdens operatie Veritable vanuit de omgeving van Groesbeek Duitsland in getrokken. Het was het begin van het Rijnlandoffensief. B91 werd aangelegd ter ondersteuning van de oversteek van het geallieerde leger over de Rijn bij Wezel.

De aanleg van B91 begon op 1 maart 1945. Op de hei in Malden moesten 13 huizen afgebroken worden omdat ze in de weg stonden. De bewoners kregen een dag de tijd om hun waardevolle spullen te pakken en onderdak te zoeken. Het afbreken ging vlot. Een tank trok met een staalkabel om het huis het huis omver of reed het huis gewoon omver. Daarna werd er een kuil gegraven van 8 meter diep tot aan het grondwater. Hier werden met behulp van een bulldozer de restanten van het huis ingeschoven waarna het geheel werd platgewalst en met zand werd afgedekt.

Om bij regen de afwatering te bespoedigen werd de zwarte grond van de start- en landingsbaan afgegraven tot aan de het witte zand, een laag van 30 tot 50 cm dik. Het afgraven gebeurde met een Caterpillar tractor met een schraapbak erachter. De bak had een inhoud van 12 m3. De zwarte grond werd gestort op de plaats waar de vliegtuigen geparkeerd zouden worden langs de bosrand en vormde een afscheiding tussen de rijen geparkeerde vliegtuigen. Op de plaats van de afgegraven grond werd wit zand gestort. Voor dit zand werden kuilen gegraven bij de huidige Heiweg, het Unionveld/Bosweg en ten noorden van het vliegveld. Hierna kwam er een Galion grader die de grond vlak maakte.

De deklaag van de start- en landingsbaan van B91 bestond uit geperste staalplaten de z.g. Pierced Steel Planking ofwel PSP platen. Deze platen waren 3 meter lang, 38 centimeter breed en wogen 30 kg. Alleen al voor de start- en landingsbaan waren er ongeveer 50.000 stuks nodig. Eenzelfde aantal was nodig voor de taxibanen. Alle staalplaten moesten met de hand worden gelegd. De staalplaten werden in halfsteensverband gelegd loodrecht op de landingsrichting en haakten in elkaar d.m.v. een soort bajonetsluiting. Op de plaats waarde vliegtuigen geparkeerd zouden worden – de dispersals – werd vliegveldgaas gelegd, het z.g. Square Mesh Track (SMT).

Op 17 maart 1945 was B91 klaar en kreeg de molenaar Piet Thijssen bezoek van de burgemeester en wat Engelse officieren. De molen lag in het verlengde van de pas aangelegde startbaan van het vliegveld en daarom moesten de wieken verwijderd worden. Aanvankelijk zou ook de kap er aan moeten geloven maar dat kon nog net voorkomen worden. “Als we kap wit zouden schilderen mocht hij er op blijven zitten”, herinnert Piet zich. Toen de wieken waren verwijderd en het eerste vliegtuig over de molen scheerde, zag Piet waarom de wieken een gevaar opleverden. “Het asfalt vloog van de kap af, zo laag vlogen de vliegtuigen.

02 De molen van Piet Thijssen aan de Rijksweg 107 01
De molen van Piet Thijssen

Het 123e Wing had de primeur. Ze kwamen van B77 Gilze-Rijen en arriveerde als eerste op 21 maart 1945 op B91. Een Wing had de grote van een vliegbasis (Gilze-Rijen, Leeuwarden, Volkel, etc.). Het 123e Wing bestond uit het 164e Squadron, het 183e Squadron, het 198e Squadron en het 609e Squadron. Een Squadron bestond gemiddeld uit ongeveer 18 vliegtuigen en 25 vliegers + grondpersoneel. Ze vlogen met de Hawker Typhoon, een jachtvliegtuig en bommenwerper. De Typhoon was op B91 uitgerust met boordgeschut en raketten onder de vleugels.

Het 135e Wing kwam ook van B77 Gilze-Rijen en arriveerde op 7 april 1945 op B91. Het 135e Wing bestond uit het 33e Squadron, het 222e Squadron en het 274e Squadron. Ze vlogen met de Hawker Tempest, een jachtvliegtuig en bommenwerper afgeleid van de Hawker Typhoon. De Tempest was op B91 uitgerust met boordgeschut en bommen onder de vleugels.

Twee Tempests van het 274e squadron. Op de achtergrond het huis van de familie Groenen en het stoppeler bos. RAF museum 6049-1
Twee Tempests van het 274e Squadron. Op de achtergrond het huis van de familie Groenen

Als laatste arriveerde er op 13 april het 616e Squadron met 10 Gloster Meteoors op B91. Ze kwamen ook van B77 Gilze-Rijen. De Gloster Meteoor was de eerste operationele Britse straaljager. Zijn eerste offensieve operationele sortie in Europa vloog het op 16 april 1945 vanaf B91. B91 had de primeur.

Gloster Meteoor van het 616e Squadron met kenteken YQ-Q, foto van het RAF Museum, REF No. P100278
Gloster Meteoor van het 616e Squadron op B91

Hoewel er feitelijk geen Squadrons Dakota’s gestationeerd waren op B91 maakten ze er toch gebruik van. Ze gebruikten B91voor het vervoer van gewonden en krijgsgevangenen naar Engeland. Ze kwamen terug met goederen waar gebrek aan was.

Tijdens het laatste gedeelte van het Rijnlandoffensief stond het geallieerde leger van een miljoen soldaten uit drie verschillende landen voor de Rijn bij Wezel. De Duitsers hadden alle bruggen opgeblazen. De Rijn vormde de laatste natuurlijke hindernis richting Berlijn. De oversteek van de Rijn tussen Rees en Wesel kreeg de codenaam operatie Plunder. De gehele operatie begon aan het eind van de middag op 23 maart 1945. Ter ondersteuning van de oversteek werd operatie Varsity gelanceerd. Dit was de grootste luchtmachtoperatie die ooit werd uitgevoerd in één enkele dag. 14.000 parachutisten werden ten oosten van de Rijn achter vijandelijke linies gedropt. Voordat de parachutisten konden springen moest eerst de Duitse luchtafweer (FLAC) uitgeschakeld worden. Deze werd uitgeschakeld door de Typhoons van het 123e Wing vanaf B91.

222 (Natal) squadron onder tentzeil op B-91. F/O Elterington, F/Lt Lawson, F/O Riutbell, F/Lt Welford.
Het 222e Squadron op B91

Uit het “Operations Record Book” van 24 maart 1945 van het 183e Squadron:
Voor zo’n belangrijke dag was het weer perfect. Alle Squadrons waren vroeg op en kregen een briefing voor hun rol in Operatie Varsity. Het was de taak van de Wing om als ANTI-FLAC te fungeren voor de luchtlandingen en volgens de felicitaties van het hoofdkwartier die ze aan het eind van de dag van de bevelvoerende commandant kregen werd dit met een behoorlijk succes uitgevoerd. Squadron Leader CULLAN leidde drie missies naar het Battle Area en daar splitsten ze zich op. Elke sectie patrouilleerde onafhankelijk en viel elke FLAC positie aan die ze konden lokaliseren. De lucht zat vol met gevechtsvliegtuigen en ik weet zeker dat iedereen onder de indruk was toen de lange rij Dakota’s de RIJN overstak en hun kostbare vracht afwierp. Er werden 99 missies in vier uur gevlogen wat een record is en ondanks de intense FLAC vielen er geen slachtoffers. In de middag kwamen er niet veel doelen voorbij, maar Squadron Leader CULLEN vloog met 12 vliegtuigen naar een radarstation in HALLE. Door de dikke rook uit het strijdgebied was het zicht nihil en moesten de bommen worden afgeworpen zonder dat het doel werd geraakt.

In de tweede helft van april was de rol van B91 als oorlogsvliegveld uitgespeeld. Even plotseling als de toestellen waren aangekomen bliezen zij de aftocht. Nadat op 17 april de Typhoons van het 123e Wing waren vertrokken naar B103 Plantlunne verlieten drie dagen later de Tempests van het 135e Wing en de Meteoors van het 616e Squadron het vliegveld. Zij gingen alle naar B109 Quakenbrück. Ondanks de intensieve bouwwerkzaamheden was Kluis dus slechts enkele weken operationeel terwijl het vliegverkeer door het slechte weer bovendien nog een dag of tien had stilgelegen. Na het vertrek van de Typhoons, Tempests en Meteoors deed af en toe nog een Dakota met verlofgangers het vliegveld aan.

Op 28 april lande er nog een Proctor verbindingsvliegtuigje met Air Commodore A.J.W. Geddes van het hoofdkwartier van het 2nd TAF. Hij moest samen met de stafchef van Montgomery, Major-General Sir Francis de Guingand, contact leggen met de Duitse autoriteiten in bezet Nederland om te onderhandelen over de voedseldroppings van Operatie Manna. Geddes ging direct per stafauto van B91 naar Achterveld, waar het historische overleg plaatsvond.

Op 1 mei vertrok Geddes weer naar Brussel. Al deze vliegbewegingen werden afgehandeld door de 94 Staging Post, die op 20 april uit Gilze Rijen was aangekomen om het vliegveld operationeel te houden na het vertrek van de jachtvliegtuigen. Op 4 mei vertrok ook deze Britse eenheid. Op B91 bleef daarna alleen nog de Airfield Construction Stores Dump van de 14 AGRE achter. Over het beheer van de voorraden ontfermde zich eind april het 5005 Squadron RAF totdat ook deze eenheid begin mei naar Duitsland trok.

Op 2 juni 1945 is B91 nog een keer door prins Bernard en prinses Juliana aangedaan toen ze een bezoek brachten aan het pas heropende Quick terrein aan de Hazenkampseweg in Nijmegen. Waarschijnlijk vloog prins Bernard in zijn eigen Stinson PH-PBB.

B91 was bij de Duitse capitulatie nog intact, maar zou na mei 1945 nauwelijks meer worden gebruikt. De nissenhutten en tenten werden spoedig door de overheid opgeruimd, net als de PSP platen en de stukken vliegveldgaas voor zover buurtbewoners daarop niet al de hand hadden gelegd. Langs de Hatertseweg zijn nog steeds PSP platen te vinden als erfafscheiding. Pas eind jaren veertig kreeg het terrein zijn landbouwbestemming terug.

Het vliegveld is niet onopgemerkt aan de Maldenaren voorbij gegaan . . . .

Toon van der Cruijsen woonde op nummer C102 (nu Rijksweg 94) tegenover de molen niet ver van de ingang van B91. Ons huis stond in het verlengde van de start- en landingsbaan. We hadden, toen de Gloster Meteoor straalvliegtuigen kwamen veel last gehad van stof en zand. Dit ondanks dat ik alle kieren van de ramen en deuren had dichtgeplakt. Op een dag crashte er een vliegtuig. Het toestel lande de verkeerde kant op, d.w.z. van zuid naar noord. Het crashte op de landingsbaan en stond uiteindelijk stil met zijn staart in de lucht.

Bart Jansen woonde gedurende de oorlog op het vliegveld tussen de geparkeerde vliegtuigen op E19A (nu de Heiweg 14). Als jongen van 15 jaar hoefde ik niet in Duitsland te werken zoals zoveel anderen van 18 jaar of ouder. Ook hoefde ik niet naar school en had dus alle tijd om het vliegveld en de vliegtuigen te bekijken. Naast de baan lag een strook wit zand van 3 à 5 meter. Deze strook werd d.m.v. een soort gierspuit met teer zwart gespoten om het stof en zand tegen te gaan. Er stonden ongeveer 26 Tempests bij ons achter. We hadden geen last van het zand zoals de familie van der Cruijsen. Wel hadden we last van het warmdraaien van de motoren van de Tempests ‘s morgens vroeg om half vijf. Van de pas geplante sla plantjes waaiden de blaadjes weg.

Jozef Groenen woonde op nummer E33 (nu Nertsstraat 9). Ik moest naar huis via een ingang ter hoogte van het huidige tuincentrum. Hier stond een oud huis en een schoenpoetsfabriek. Hier tussendoor liep een toegangsweg. Van deze ingang moesten wij gebruik maken. Daarvoor hadden wij speciale pasjes (zie foto). De hoofdingang echter was nabij de Molen. Het zware vrachtverkeer, zoals tankwagens, kwam hier naar binnen.

Toegangspas Anne Maria Janssen
Toegangspas van Anna Maria Janssen, de moeder van Jozef Groenen

Jellie Kerkhof woonde op E39A (nu Bosweg 4). Er sliepen piloten en andere personeel van het vliegveld bij ons in huis en in schuilkelders voor en achter het huis. We kwamen bij ons huis via een paadje via de Pauwhof van Pauw naar de Slagerij van Ari Boschman op de hoek Rijksweg / Droogsestraat. We noemden dit het Olifantpaadje. Via dit paadje liep ik naar Malden en naar de Maria- en kleuterschool van de nonnen waar ik op school zat.

Leny Polman woonde op C185 (nu de Sint Jacobsweg 3). Wij hadden een bloemenkwekerij. Achter ons huis stonden de kassen. Vanuit ons huis hadden we vrij uitzicht op de Rijksweg. Een Engelsman genaamd Ross – een hoge piet – heeft een tijdje bij ons een kamer gehad maar verder hebben er geen militairen bij ons in huis gezeten. Ze waren wel kind aan huis en kwamen na diensttijd vaak bij mijn moeder voor een praatje en een kop koffie of thee.

Spitfire op B-91.
Spitfire op B91. Rechtsboven Leny en Riet Polman

Mijn moeder deed ook de was voor de militairen. Als dank hebben ze toen een keer al het gezaagde hout gehakt. Er waren keurige jongens/militairen bij die met ons naar de nachtmis gingen. Canadezen (Franc, Meck) hebben nog bij ons thuis kerst gevierd. Sommige militairen waren al wat ouder en beschouwden ons als hun kinderen. Nadat het vliegveld verlaten was lande er nog een Spitfire. De piloot kwam bij ons thuis. Er zijn toen veel foto’s gemaakt. In de voorkamer bij ons woonde vader en moeder de Vree met de kleine Gerda van anderhalf. Ze waren evacués uit Elst. Ze hebben een jaar bij ons ingewoond.

08 Gerda de Vree oud anderhalf jaar op B91
Gerda de Vree op B91

Om van het internationale luchtverkeer te kunnen profiteren is er in 1946 een poging gedaan om op de plaats van B91 een vliegveld voor de burgerluchtvaart aan te leggen. De waardeloze grond hier was toch niet meer als cultuurgrond te gebruiken en door de verkeerswet tegen lintbebouwing was bebouwing langs de Rijksweg uitgesloten. Er vond ook overleg plaats met de Rijksluchtvaartdienst die op 21 november 1947 met een advies ten aanzien van de mogelijkheden voor een vliegveld kwam. Dit advies was weinig hoopvol. Ze vonden het terrein niet geschikt vanwege de bomen langs de rijksweg en het aangrenzende bos. De Rijksluchtvaart-dienst eindigde met dat het reserveren van dit terrein geheel voor eigen risico zou zijn. Het comité was hier echter niet door uit het veld geslagen en gaf de ingenieurs van den Berg en Ruygrok op 30 april 1948 de opdracht om de mogelijkheden voor een vliegveld nader te onderzoeken. Om de financiële risico’s tot een minimum te beperken wordt er voorgesteld het vliegveld in verschillende stadia te ontwikkelen. De plannen voor een vliegveld zijn echter nooit verder dan de tekentafel gekomen. Gelukkig maar.

Vliegveld Malden
Ontwerp Vliegveld Malden

Jaap Been, oktober 2024