De zuster van Malderburch had gezegd dat hij aan het einde van de gang op de eerste verdieping woonde. Nadat ik had geklopt werd er ‘binnen’ geroepen. De deur was open en toen ik me voorstelde stond hij op vanachter de tafel voorzien van een dik rood tafelkleed en gaf me een hand. De TV stond aan en liet een zelfgemaakte video-opname zien van een paar koolmeesjes die net uit het ei kropen en de tafel lag bezaaid met van alles en nog wat: een stapeltje papier, een tweetal video’s, een doos pillen, een inhaler, schrijfgerei, een paar vers gebrande cd’s, een loep en een stapeltje foto’s.
Toen hij me naar de foto’s zag kijken, zei hij: “Heb ik vannacht nog afgedrukt. ‘s Nachts is het altijd lekker rustig in de kelder van Malderburch en dan kan ik ongestoord m’n gang gaan. Toen ik bijna klaar was met afdrukken – het zal een uur of twee geweest zijn – werd er aan de deur getrokken. Maar ja, die doe ik altijd op slot tijdens het ontwikkelen. Het was de nachtzuster, ze had geluid gehoord en was zich rot geschrokken. Maar, trek je jas uit en neem een stoel.”
Op het moment dat ik ging zitten, kwam er een zuster binnen met de boterhammen voor tussen de middag. Er werd een plaatsje vrijgemaakt op tafel en terwijl hij de boterhamworst met zorg recht legde en de boterham in partjes sneed, vroeg hij: “je komt voor de foto’s hé?” Ik voelde me een beetje bezwaard en had gevraagd of ik toch niet ongelegen kwam. ‘Welnee,’ had hij geantwoord, terwijl hij een stuk brood nam. Op de achtergrond vertelde een wekkerradio ons dat het ‘zwolf Uhr’ was.
Ik was voor het eerst met de foto’s van Toon van der Cruijsen in aanraking gekomen tijdens een fototentoonstelling in de bibliotheek van Malden. Ik had foto’s gezien van Malden in oorlogstijd en me afgevraagd of er misschien ook foto’s bestonden van het vliegveld. Toen ik er in de bibliotheek naar gevraagd had hadden ze me verteld dat dit heel goed mogelijk was, want, zo werd me beweerd: “Toon heeft de grootste verzameling foto’s van oud Malden, misschien wel tienduizend”. Het aantal leek me een beetje overdreven maar ik was nieuwsgierig geworden en had een afspraak gemaakt met Toon. En zo zat ik hier dan op m’n vrije zaterdag met de brandende vraag: ‘of er ook foto’s van het vliegveld bestonden’.
Nadat hij een slok melk genomen had, stond hij op, liep naar het dressoir, bekeek een lijst met namen en nummers, trok één van de vele laatjes open en nam er een stapeltje foto’s uit. “Hier zouden ze tussen moeten zitten,” wist hij me te vertellen. Eén voor één werden de foto’s bekeken en apart gelegd. “Dit is alles wat ik heb van het vliegveld,” had hij me gezegd. Op tafel lagen vier vage foto’s van een grote zandvlakte met prikkeldraad, munitie kisten en een hoop rotzooi. “Hier woonde: Kees van Dreumel, Piet Groenen en Jan Gommers de groenteboer. En hier op deze foto zijn de huizen zichtbaar van: Miek Hopman, Grad Hermsen, Stef Jansen, Jan Winius, Gertje Willems, Grad Neelis, Wim Kersten, Herman Straten, Grad Nijenhof. En hier, uiterst rechts, staan de wc’s van het woonwagenkamp,” zo liet hij me weten.
Ik had waarschijnlijk teleurgesteld gekeken want hij begon zich te verontschuldigen. “De foto’s zijn van na de oorlog, toen de geperforeerde staalplaten al verwijderd waren. Tijdens de oorlog heb ik bijna geen foto’s kunnen maken. Ik had geen filmrolletjes meer en het was bovendien streng verboden te fotograferen, speciaal op een militair vliegveld.”
Weet U nog hoe groot het vliegveld precies was en waar het lag?
Het vliegveld strekte zich uit van de Molenwijk/De Heemtuin tot aan het laatste doel van Union. De start- en landingsbaan liep parallel aan de rijksweg, zo’n beetje achter het huidige tuincentrum. De baan zelf was ruim 1500 meter lang en zo’n 30 meter breed. Parallel aan deze baan liepen de taxi- of autogierbanen en langs de bosrand stonden de vliegtuigen geparkeerd. De belangrijkste toegangsweg tot het vliegveld begon tussen de Molen en de huidige Molensingel. Hier begon ook een weg die om het vliegveld langs liep en die uiteindelijk bij Charlemagne weer op de Rijsweg kwam.
Weet U misschien waarom het vliegveld ‘Kluis bij Nijmegen’ heette?
Lang voordat het vliegveld werd aangelegd stond er op die plaats een groot huis, ‘de Kluis’ genaamd, het huis van de familie Hoenselaar. De oude boom die voor het huis stond is nog terug te vinden bij het sportcomplex ‘de Kluis’ tussen de kerstbomen langs de rijksweg.
Wanneer en hoe is het vliegveld aangelegd?
“Begin maart 1945 kwamen de Britse Engineers van de 23e Airfield Construction Group met heel veel materieel. De mensen wiens huis in de weg stond – in het algemeen waren dit de huizen die op het vliegveld tussen de taxibanen stonden – kregen één dag de tijd om hun boeltje te pakken. Ze gingen waarschijnlijk naar familie in de omgeving. In totaal moesten er 13 huizen plaats maken voor het vliegveld. Hier woonden toen: Hannes Willems, Jo Arts, Koske van Dreumel, Wim Brouwer, vrouw van Loveren, Kaatje Gommers, Thunissen (de Rus), Jochems, Jan van Duynhoven, Dores van Gratje Peters, de Kroes en van de Broek.
De huizen werden gesloopt met behulp van een tank. Deze tank trok de huizen omver door middel van een staalkabel die om het huis gespannen was of hij reed er gewoon aan de voorkant in en aan de achterkant weer uit. Een bulldozer maakte vervolgens een diepe kuil tot aan het grondwater waar de restanten van de huizen in werden geschoven en het geheel werd geëgaliseerd.
Op de plaats waar de start- en landingsbaan en de taxibanen moesten komen werd de zwarte grond afgegraven met behulp van een Catapilor tractor met een grote schraapbak erachter (scraper). Na het afgraven werd de grond geëgaliseerd met een motorgrondschaaf (Galion grader). De zwarte grond werd afgevoerd naar de bosrand, naar de plaats waar later de geparkeerde vliegtuigen zouden komen te staan.
Vervolgens werden er een stuk of 3 diepe kuilen gegraven voor wit (pap)zand ter vervanging van de verwijderde zwarte grond. De kuilen bevonden zich bij de Heiweg, de Bosweg ter hoogte van de huidige Union velden en ten noorden van het vliegveld nabij de huidige parkeerplaats van Union. Ze werden gegraven door de tractor met schraapbak. De schraapbak was kantelbaar en in hoogte verstelbaar. Het witte zand werd vlak gemaakt door de motorgrondschaaf en vervolgens aangewalst.
Over het witte zand kwamen de geperforeerde staalplaten te liggen (Pierced Steel Plank; PSP). Deze platen waren 3 meter lang en 38 cm breed en er hebben er in totaal vele tienduizenden gelegen. Je kunt ze nog steeds op veel plaatsen in Malden vinden, o.a. langs de Broekkant en de Hatertseweg. Daar waar de vliegtuigen geparkeerd moesten worden werd gaas neergelegd (Square Mesh Track; SMT). Dit gaas was ruim 2 meter breed en zat op rollen van 25 meter lang.
Op sommige plaatsen werd onder het gaas een laag bitumen gelegd (Prefabricated Bituminous Surfacing; PBS) dit om het stukrijden van de grond en het opwaaien van zand te voorkomen. We hebben echter later, toen de ‘Gloster Meteor’ straalvliegtuigen kwamen, veel last gehad van stof en zand, dit ondanks dat we alle kieren van de ramen en deuren hadden dichtgeplakt. Ik woonde toen langs de Rijksweg op nummer C102 (nu nummer 94), tegenover de Molen direct achter het begin van de startbaan. Op sommige plaatsen kun je nog steeds stukjes bitumen vinden, zoals langs de Witteweg.
Het vliegveld was op 17 maart 1945 gereed en op 21 maart kwamen de eerste squadrons met hun Typhoon en Tempest vliegtuigen. In minder dan twee weken tijd hadden ze een compleet vliegveld aangelegd, inclusief tenten voor het personeel. Na de eerste testvluchten moesten de wieken en de kap van de molen verwijderd worden, daar deze een gevaar vormde voor de stijgende en dalende vliegtuigen. Het vliegveld heeft maar een maand dienst gedaan, globaal van 17 maart 1945 tot 20 april 1945, maar ook hierna is het vliegveld nog gebruikt, o.a. voor het vervoer van gewonde soldaten van Duitsland naar Engeland. Waarschijnlijk kan Bart Jansen je hier wel meer over vertellen. Hij woonde destijds aan de Heiweg midden tussen de geparkeerde vliegtuigen en omdat de school gesloten was en hij te jong was om in Duitsland te werken, kon hij alles goed bekijken.”
Jaap Been, februari 2001